Behandeling van een hartaanval

De eerste behandeling van een hartaanval bestaat doorgaans uit het geven van mond-op-mondbeademing en een behandeling met stroomstoten, ook wel defibrilleren genoemd. Hierna wordt de patiënt naar het ziekenhuis vervoerd.

Als je in het ziekenhuis aankomt met een hartaanval zal een team van artsen onder leiding van een cardioloog een behandelingsplan opstellen. Dit kan bestaan uit het voorschrijven van geneesmiddelen, het ontvangen van verpleegkundige zorgen, een medische ingreep of een combinatie ervan. Dit is afhankelijk van de ernst van de aanval.
De behandeling heeft in de eerste plaats tot doel pijn te verminderen en de bloedtoevoer naar het hart te herstellen. In de tweede plaats probeert men zo goed mogelijk een nieuwe aanval te vermijden. Hieronder vermelden we een aantal mogelijke behandelingen die deel kunnen uitmaken van je behandelingsplan.

Behandeling door medicatie

Aspirine

Aspirine wordt vaak toegediend onmiddellijk nadat de patiënt in het ziekenhuis gearriveerd is. Het verminderd de bloedstolling waardoor het bloed gemakkelijker door smalle aders stroomt minder snel zal klonteren.

Trombolitica of anti-stollingsmiddelen

Dit is een verzamelnaam voor medicatie die bloedklonters oplossen. Ze openen de versperring naar hart weer. Hoe sneller deze worden toegediend, hoe groter de overlevingskansen en hoe kleiner de schade aan het hart.

Bloedverdunners

Bloedverdunners zijn geneesmiddelen die het bloed vloeibaarder maken. Het zal dus sneller en gemakkelijker door de aders stromen en minder snel tegengehouden worden door bloedklonters. Deze worden meestal toegediend tot enkele dagen na het hartinfarct.

Pijnstillers

Dit zijn geen echt geneesmiddelen omdat ze niet genezen, ze verlichten enkel de pijn die een aanval meebrengt.

Nitraten

Nitraten zijn geneesmiddelen die tijdelijk de aders verwijden. Hierdoor zal het bloed gemakkelijk door het lichaam en naar het hart stromen. Ze werken ook pijnstillend in de borststreek.

Beta-blockers

De hartspier zal hierdoor meer ontspannen. Je hartslag zal langzamer worden en de bloeddruk verlagen. Het hart zal minder inspanning moeten leveren. Schade aan het hart en de kans op een nieuwe aanval worden beperkt.

Cholesterolverlagende middelen

Doordat het cholesterolgehalte in de hand wordt gehouden verkleint de kans op herhaling van een aanval. Het toedienen vlak na de aanval vergroot ook de overlevingskansen.

ACE-remmers

Dit zijn bloeddrukverlagers. Deze medicamenten worden vaak afgeraden bij oudere patiënten omdat zij vaak lastige bijwerkingen kunnen krijgen, al wijzen recente onderzoeken uit dat ze niet noodzakelijk een hoger risico vormen.

Verpleegkundige zorgen en medische ingrepen

Deze ingrepen en verpleegkundige zorgen zullen altijd aangevuld worden met het toedienen van medicatie.

Bloedonderzoek

Een bloedonderzoek toont aan welke stoffen er zijn vrijgekomen bij het afsterven van de hartspier. Deze test gebeurt vrij snel, na enkele uren weet men de uitslag al. In combinatie met nog enkele andere onderzoeken kan de arts na enkele dagen al zeggen wat de schade aan de hartspier is.

Echocardiografie

De echocardiografie is een methode om dwarsdoorsneden van het hart te fotograferen. Dit samen met een ‘doppler-meting’ toont de ernst van de afwijking aan. Een dergelijke meting geeft de snelheid en de stroomrichting van het bloed aan in het hart. Dit gebeurt extern, of via een slang in de slokdarm. Het bloedonderzoek en de echocardiografie zijn nodig om een efficiënt behandelingsplan op te stellen.

Hartkathederisatie

Hartdilatatie is een ingreep waarbij men je aders verwijdt. Op deze manier kan het bloed weer gemakkelijk alle lichaamscellen bereiken, dus ook de hartspier van zuurstof voorzien. De operatie bestaat eruit een katheder of een slangetje door de aders te leiden (hartkathederisatie).

Het wordt meestal via het been of de lies in het vaatstelsel ingebracht. Via de bloedstroom komt de katheder op de juiste positie, waar de aders zodanig versmald is dat het geen zuurstof meer naar het hart doorlaat. Hier laat de katheder een soort ballonnetje opblazen om de ader open te duwen. 

Soms wordt dit gecombineerd met het plaatsen van een stent (een soort metalen ringetje of buisje). Dit garandeert dat de ader op lange termijn open blijft, en niet terug zal dichten. Afhankelijk van patiënt tot patiënt schrijft de arts ook andere medicatie voor die de aders open houden. 

Tegelijkertijd wordt meestal de bloeddruk gemeten in de kransslagader of contravloeistof ingespoten, zodat de hartkamers duidelijk zichtbaar zijn op röntgenfoto’s. Als men in plaats van een ballonnetje een soort mesje aan het katheder verbindt spreekt men van atherectomie. Dit mesje schraapt dan het plak van de randen van de kransslagader. De resten plaque worden via de katheder opgevangen en uit het lichaam verwijderd. Het resultaat is hetzelfde: de aders zijn weer wijder en het bloed kan gemakkelijk zuurstof naar het hart vervoeren.

Laseranglioplastiek werkt op dezelfde manier maar in de plaats van het mesje zit een laser die het plak verwijdert. Hier verdampt het plak en moet het niet opgevangen worden. Om praktische redenen is deze laatste ingreep niet altijd mogelijk.

Coronaire bypass-operatie

Deze ingreep vindt meestal plaats enkele dagen na de aanval, wanneer het hart al tijd heeft gehad om zich te herstellen. Als de situatie het vereist wordt dit uitzonderlijk ook onmiddellijk toegepast. Het dient om ernstige gevallen van verstopping te herstellen wanneer er geen andere behandeling mogelijk is. Het principe is dat onder volledige verdoving een stukje ader uit het been of de borst wordt weggenomen en een ‘omleiding’ wordt aangelegd. Het hart kan weer voorzien worden van zuurstof en de kans op een nieuwe aanval neemt af.

Revalidatie

Na de operatie wordt een revalidatieprogramma opgesteld. Het herstel bepaalt in grote mate de efficiëntie van de ingreep. Dit plan kan bestaan uit begeleide oefentherapieën en adviezen, voedingsadviezen, cursussen om te stoppen met roken, hulp en advies met betrekking tot de leefgewoonten, psychologische ondersteuning,… Maar zoals eerder al vermeld werd zal dit revalidatieprogramma verschillen van patiënt tot patiënt en sterk afhangen van de ernst van de aanval en de soort van ingreep. Het is belangrijk je zo goed mogelijk aan dit revalidatieplan te houden, desnoods met hulp van ven de huisarts. Deze laatste zal je altijd begeleiden of opvangen indien nodig.