Skiën

Skiën is een sport waarbij je je voorbeweegt over de sneeuw (of een skibaan), met behulp van twee latten of ski’s. Skiën bestaat al duizenden jaren. De oudste ski werd teruggevonden in een veen in Zweden en is duizenden jaren oud. Er bestaan veel verschillende vormen van skiën.

Alpineskiën

Het alpineskiën is de meest gebruikelijke vorm van skiën. Op je ski’s glijd je een besneeuwde helling of een helling in kunststof af. Je bent met je hele voet vastgeklemd aan de ski. Alpineskiën wordt vaak recreatief gedaan, maar er bestaan ook verschillende vormen van competitie in.

  • Afdaling: de skiërs moeten een parcours zonder veel bochten zo snel mogelijk afleggen. De poorten van het parcours staan ver uit elkaar.
  • Slalom: de skiër moet een parcours met veel bochten volgen. Het is de bedoeling dat hij steeds tussen de paaltjes skiet.
  • Reuzenslalom: het principe is hetzelfde als slalom, maar het parcours is langer en met minder bochten.
  • Super G: een snelheidswedstrijd, een parcours met bochten waarbij de skiër ook moet springen
  • Alpine combinatie: wedstrijd met 1 manche afdaling en 1 manche slalom

Freestyleskiën

Dit is de vorm van skiën waarbij de skiër trucs uitvoert op de latten.

  • Aerial skiën: skiën van een schans, waarbij de skiër in de lucht salto’s en schroeven uitvoert
  • Mogulskiën: kort parcours over sneeuwhobbels en twee minischansjes waarvan de skiër zo snel mogelijk moet afdalen terwijl hij trucs uitvoert
  • Half pipe: een ‘halve pijp’ waarin de skiër trucs kan uitvoeren.
  • Freestyle ski cross: de skiër skiet zo snel mogelijk van een parcours dat zowel natuurlijke als onnatuurlijke obstakels bevat.

Telemarken

Soort skiën waarbij de hak van de ski los zit. Het wordt ook free-heel skiën genoemd. Het is een oude, elegante vorm van skiën die de laatste jaren terug populair is.

Speedskiën

Speedskiën is een vorm van skiën waarbij het de bedoeling is een zo hoog mogelijke snelheid te halen. De beoefenaars skiën in een rechte lijn naar onder. Het wereldrecord staat op 251.4 km. per uur.

Langlaufen

Langlaufen wordt ook wel crosscountry genoemd. Als je langlauft, ski je niet van een helling af, maar loop en glijd je op je latten. Er bestaan twee technieken om te langlaufen. Bij de klassieke zet je je af met de ski en ‘loop’ je eigenlijk op je ski’s. De stokken dienen als ondersteuning. De vrije stijl heeft meer weg van de  schaatstechniek, je moet je zijwaarts afzetten, met of zonder stokken.

Schansspringen

Het schansspringen is een sport waarbij op ski’s van een helling of schans gesprongen wordt. De schansspringer moet op die manier een zo groot mogelijke afstand proberen te overbruggen, en dit met een zo stijlvol mogelijk uitgevoerde sprong.

Biatlon

Biatlon is een combinatie van langlaufen en geweerschieten. De deelnemers moeten een afstand overbruggen en onderweg verschillende keren op een doel schieten.

Noordse combinatie

De Noordse combinatie is een combinatie van schansspringen en langlaufen.

Ski-alpinisme

Een combinatie van klimmen en afdalen op je ski’s. Ski-alpinisme wordt ook wel ski mountaineering genoemd.